De molen werkt optimaal als men de wieken “op de wind” zet. Dit is te bereiken door de kap, waarin zich de wiekenas bevindt, te verdraaien. De kap ligt als het ware los op de molenromp waardoor draaiing mogelijk is. Kruien is de naam van deze beweging. Bediening van het kruiwiel aan de staart van de molen heeft verdraaiing van de kap tot gevolg. Zowel voor het behoud van de molen als de molenaar zelf is het van belang dat deze kruikracht klein is. Vroeger kostte het veel kracht om deze molen op de wind te zetten. Er was een voeghouten kruiwerk;
De oplegging van de kap op de bovenste ring was hout op hout. De optredende glijwrijving werd verminderd door reuzel als smeermiddel te gebruiken.
Tijdens de laatste renovatie in 2003 is het voeghouten kruiwerkt aangepast. Op de houten kruivloer is een stalen loopvlak aangebracht. In het hout van de kap zijn teflonblokjes aangebracht. De smering met reuzel bleef nodig. Het resultaat was teleurstellend. De teflonblokjes zijn door de hoge belasting gaan vloeien waardoor de glijwrijving opnieuw toenam.
In 2011 is een aangepast rollenkruiwerk geplaatst. In plaats van een hoge glijwrijving is er nu sprake van een lage rolwrijving. Het kruien gaat nu gemakkelijker.